Het landschap strekt zich uit van vlak voor onze voeten, via verspreid staande bomen tot de laatste bomenrij, waarachter de horizon onzichtbaar is. Het is niets bijzonders, het zou het uitzicht uit een raam kunnen zijn. Dat wordt nog eens geaccentueerd door de inlijsting, die niet verstek gemaakt is zoals bij een schilderijlijst, maar aansluit als een raamkozijn.
Rond 1980 begon Jean-Marc Bustamante met grote inzet kleurenfoto’s te maken in een gebied in Noord Spanje, waar het toerisme aan begon te knabbelen. Hij deed dit met een zware platencamera, waarvan hij het diafragma sterk dichtdraaide, waardoor foto’s ontstonden met een grote scherptediepte. Er was een soort verlangen tot documenteren, maar hij fotografeerde nooit iets spectaculairs, zoals William Klein, die hij daarvoor had geassisteerd in Frankrijk. Bustamante fotografeerde in kleur, maar alsof er een zwart-wit film in de camera zat. Bevallige kleuraccenten zijn afwezig. ‘Le caméra ne cadre pas grande chose.
De interesse voor het ideeëngoed van Roland Barthes in de jaren ‘70 had ons vertrouwd gemaakt met de idee van elke afbeelding als een vergaarbak van specifieke betekenisdragers. De grote scherpte van Bustamante’s foto’s maakt de afbeelding tot een zeer verdichte beschrijving, maar pogingen tot duiding van de details zijn vruchteloos. Zij geven geen noemenswaardige feitelijke of symbolische informatie. Het afgebeelde maakt zijn belang niet kenbaar en lijkt algemeen. Zinniger dan in het perspectief van de fotografie lijkt het om de foto’s te zien in het licht van de geschiedenis van het afbeelden. Alain Cueff heeft erop gewezen dat het gebruik van kleur in de foto’s vergelijkbaar is met dat van monochrome schilderijen, onveranderlijk. 1
In dezelfde tijd, rond 1980, maar in Californië, maakte James Welling met vergelijkbare intenties zwart-wit foto’s van gekreukt zilverpapier. Er is geen echte afbeelding van ruimte, maar het licht en schaduw van het zilverpapier vormen tegelijkertijd een landschap of kosmos. Daarvoor had Welling onder meer details uit een handgeschreven dagboek gefotografeerd. Het papier van de foto lag evenwijdig aan dat van het dagboek. Het verhalende van de foto was het beschrevene plus de kadrering, het licht en de schaduw.
Dat is zo’n beetje hoe de avantgarde van de fotografie zich had gevestigd binnen de kunstcontext, toen Rob Johannesma kunst ging studeren aan het begin van de jaren ‘90. Het trok naar de abstractie en probeerde het verhalende te vermijden.
Binnen de schilderkunst brengt Britta Huttenlocher in 1994 met kleine toetsen vele kleuren aan op een eenvoudige vensterstructuur, vier kanten met een kruis in het midden. Zij wil niets herkenbaars schilderen, dekt het venster quasi af, maar denkt er tegelijk aan hoe de kleuraccenten zich gedragen in het schilderij van de Alexanderslag door Altdorfer (1529), namelijk net als al die identieke soldaatjes met verschillende kleuren. (Dat schilderij was ook een favoriet van Rob Johannesma toen hij op school zat.) Bij Huttenlocher is abstractie een voorwaarde geworden en het kijken een reconstrueren van de beslissingen in het proces van het schilderen. Al die beslissingen staan in dienst van het totaal, dat niet kenbaar is.
Brice Marden begon met het schilderen van monochrome kleurvlakken, maar maakt het ronddwalen van de blik vanaf ca. 1985 meer lineair, bijna zoals de diagrammen van het ronddwalen van de ogen over een klassiek schilderij. In de jaren ‘90 legt hij lusvormen over elkaar heen, zoals bij voorbeeld in The Attended. Het is een wonderschoon schouwspel. Je kunt de richtingen perfect volgen en de vormen lijken figuren te omsluiten in de diepte van de ruimte van de grondkleur van het schilderij. Ook de titels suggereren voorstellingen of figuren als volumes. Je blijft evenwel in het vlak van het schilderij. Het is als de vorm van een verpakking, die nog in elkaar gevouwen moet worden. Hoe eenvoudig het er ook uitziet, je kunt je hoofd er op breken hoe het een stevige driedimensionale vorm wordt.
Sinds het impressionisme aan het einde van de 19de eeuw realiseren we ons dat een schilderij, alvorens het een afbeelding of een beeld is, eerst de organisatie van verf op een plat vlak is. Impressionisme naar abstractie, monochroom naar kleurruimte. De hele ontwikkeling in de schilderkunst en de fotografie lijkt een herbezinning te krijgen bij Rob Johannesma middels zijn relatief nieuwe medium video.
Aanvankelijk filmde hij dia’s van bij voorbeeld landschappen tegen het licht. Door verschillende dia’s over elkaar heen te schuiven en in te zoomen op de ene of de andere dia, suggereerde hij een tussenruimte die er feitelijk niet was. In zijn nieuwste werk toont Johannesma bewegingen, die onder het glas van de microscoop lijken te hebben plaatsgevonden. De titel ‘Starlings’ (spreeuwen) verraadt dat het een gebeuren in de onmetelijke ruimte van de lucht is. Zwermen vogels komen samen in duidelijke, maar onnavolgbare configuraties. Je beleeft een abstractie en realiseert je een noodzakelijke vorm. En wordt geconfronteerd met een oneindige veelheid aan vormen. Dit samenzijn van vogels oefent een fascinatie uit door zijn ongrijpbaarheid.
In de context van zijn vroegere werk is het opvallend, dat hier niet vanaf stills opnamen zijn gemaakt, maar direct in de werkelijkheid. In opdracht maakte Johannesma recentelijk evenwel weer gebruik van stil materiaal, hij filmde in detail fragmenten van oude handschriften, ook van de decoraties die toepasselijk verluchtigingen worden genoemd. Het zijn ornamenten van voor de Renaissance, die wel als basis van de abstracte kunst beschreven zijn. 2
Van figuratie naar realisme en naar abstractie en weer terug. Johannesma weet het medium video onvergelijkbaar in te zetten voor kunst zonder de hedendaagse pseudo-sociologische of sentimentele aspecten. Het is concreet werk dat alle modernistische experimenten opgenomen heeft en nieuwe horizons verkent. Het kijken wordt dwingend centraal gesteld. Het maakt nieuwsgierig naar het vervolg.
PA
1 Alain Cueff, ‘Jean-Marc Bustamante: l’invariant du paysage’, Artistes, no. 15, Parijs 1983.
2 Markus Brüderlin, Ornament und Abstraktion, DuMont 2001